Hoes veur ’t Limburgs geopend tijdens Streektaalconferentie

Op vrijdag 20 september 2024 vond in het weerstandgebouw in Roermond de jaarlijkse streektaalconferentie van de Stichting Nederlandse Dialecten plaats. Speciaal onderdeel van de conferentie vormde dit jaar de officiële opening van de thuishaven van het Hoes veur ’t Limburgs in hetzelfde Weerstandsgebouw waar ook de conferentie werd gehouden. Vertegenwoordigers van taalorganisaties uit het hele land waren aanwezig bij de conferentie, al was het aandeel van de Limburgers onder hen vanzelfsprekend het grootst.

Gevarieerd programma

De deelnemers kregen een gevarieerd programma voorgeschoteld. Na de opening door gedeputeerde van cultuur Jasper Kuntzelaers nam dagpresentatrice Dyanne Sleijpen het heft in handen en dat deed ze met veel verve. Ze wist de zaal bezig te houden met vragen en verzamelde de antwoorden door met haar microfoon tussen de rijen door te lopen. De eerste gast die ze aankondigde was Peggy Alofs van Good Verteltheater die een Limburgse versie van het sprookje de Bremer Stadsmuzikanten ten tonele bracht.

Papiamento erkende taal

Daarna was er tijd voor een presentatie van de Stichting SPLIKA & Akademia Papiamentu over de recente erkenning van het Papiamento volgens het Europees Handvest voor regionale talen. Op de Benedenwindse eilanden Aruba, Bonaire en Curaçao is Papiamento nu erkend volgens Deil III van het Handvest. Omdat in Nederland een andere rechtssysteem van kracht is, geldt die erkenning in Nederland overigens enkele voor Deel II, net zoals dat voor het Limburgs het geval is. En uit de presentatie bleek ook wel dat het krijgen van die erkenningen heel wat zweet en moeite heeft gekost.

Dialek op sjoot én sjool

Bij het volgende onderdeel werden de deelnemers opgesplitst in een aantal deelsessies, waarbij men – het thema (Dialek op sjoot én sjool) van de conferentie gedachtig kon kiezen uit verschillende lezingen over onder meer meertaligheid in het onderwijs, streektaal in de Pabo, taligheid van peuters en tips om leerlingen in de streektaal te laten schrijven.

Na de lunchpauze nodigde Dyanne Sleijpen vier getuigen naar voren, die ieder tekste en uitleg gaven over hun betrokkenheid bij de Limburgse taal. Achtereenvolgens waren dat Stefanie Steinhauer van de Radboud Universiteit, Levin de Koster, wethouder van Beekdaele, Roeland van Hout, emeritus hoogleraar in Nijmegen en Lotte Zeptner, die sinds kort als “Limfluencer” door het leven gaat. Ze hadden allemaal vooraf een liedje moeten opgeven dat ze graag wilden horen en dat door Dyanne Sleijpen live met gitaarbegeleiding werd gezongen.

Voor de tweede keer werd daarna de groep deelnemers gesplitst in deelsessies waarbij onder meer het Limburgse project “Zjuulke” aan bod kwam, een pilot die gericht is op het integreren van het Limburgs in de peuteropvang (2-4 jaar). Maar er waren ook sessies over schrijven en voorlezen in het dialect. Veronique De Tier van de Stichting Nederlandse Dialecten sloot de conferentie af en maakte plaats voour de officiële opening van ’t Hoes veur ’t Limburgs.

Hoes veur ’t Limburgs officieel geopend

In dat Hoes gaan zes Limburgse taalorganisaties samenwerken om het Limburgs de laats te geven die het verdient, zowel in het onderwijs als in alle andere openbare domeinen van het openbare leven in onze provincie. Veldeke heeft als oudste en grootste taalvereniging daarbij een bijzondere verantwoordelijkheid om alle verschillende dialecten die in de vereniging via de 10 lokale kringen vertegenwoordigd zijn, te representeren.

De opening van het Hoes vond plaats door het onthullen van een plakkaat waarop de tekst: ’t Is een kwestie van DOON. Maar dat gebeurde pas nadat Henk Hover van L1 de aanwezigen had toegesproken en ter afsluiting het prachtige gedicht van René Geurts “De Limburgse taal” had voorgelezen. We drukken de tekst daarvan hieronder nog eens af.

De Limbörgse taal 

Welke taal zwao gemeuj 
zwao genketig 
zwao mörg en vol saap – 
seppig wie ein smawtpaer 
of ein riepe merketón? 

Zwao gekrutj wie mit nagelgruus en mesjaotebloom 
zwao piekant wie ei lereereblaad oet d’n hazepaeper… 
mit de gäör van gròffelsnaegel, junkerkes en noteblaar – 

mit wäörd zwao zeut wie veese neut 
en gelp wie jóng slaaj oet d’n haof… 
’n taal wie floer zwao zaoch 
of ketelig wie de blajer van de kónkernöllestroek 
die kan pitse wie ein wits – 
döks veultj ze roew: ein eikesjaal – 

Waatfer taal 
zwao vol van meziek 
mit de slaag van de bookvènk op d’n oetergaondje 
of de bóns oet de klokkentore; 
dao roesjen eike wen de wèndj aangeit – 
het reet fluustertj mit het waeterke 
bie verdreet of in leid. 
Ein taal die blinktj en sjittert: 
het koper van de fanfaar op percessiedaag… 

René Geurts (1897-1977), Ech