De taal van muziek en theater
Al heeft de Limburgse taal het moeilijk om zich te verweren tegen de invloed van het Standaard Nederlands dat in alle officiële instituten van de overheid en onderwijs gebezigd wordt, muziek en theater vormen een domein waar de Limburgse dialecten nu juist aan een opmerkelijke opmars bezig zijn. Het aantal artiesten dat teksten in een Limburgs dialect verwoordt en op muziek zet, is ruim voldoende om een radiozender 24 uur per etmaal van muziek te voorzien. En dat zijn bepaald niet enkel Carnavalsliedjes. Want als we die erbij optellen kunnen we gemakkelijk twee regionale zenders vullen. Elk jaar worden er honderden nieuwe liedjes ingestuurd voor het Limburgs Vasteleovesleedsjes Konkoer en diverse steden kennen daarnaast hun eigen carnavalsliedcompetitie.
Dialectpop
De popgroep die ook buiten de provinciegrenzen de meeste bekendheid geniet is ongetwijfeld Rowwen Hèze. De tekst van hun nummer ’t Is ’n kwestie van geduld, rustig wachten op de dag dat heel Holland Limburgs lult staat model voor het groeiende zelfvertrouwen waarmee Limburgse zangers en zangeressen zich in hun eigen taal uitdrukken. Gé Reinders is een ander voorbeeld van een singer-songwriter die ook buiten de provincie zijn publiek zoekt en vindt. Het aantal artiesten dat vooral regionale bekendheid geniet is echter vele malen groter en velen daarvan hebben inmiddels hun weg weten te vinden naar YouTube en Spotify. We noemen er slechts enkele: Beppie Kraft uit Maastricht, Jack Vinders uit Kerkrade, Suzan Seegers uit Roermond, de Janse Bagge Bend uit Susteren, Ton Engels uit Panningen, Arno Adams uit Belfeld en Paul van Loo uit Heerlen. Zij zijn allemaal nog springlevend maar bouwen voort op de traditie die door inmiddels overleden dialectzangers als Jo Erens , Harry Bordon (Wie sjoen ós Limburg is) en Frits Rademacher is begonnen.
De taal van de mijnen
Een bijzondere plaats in de dialectmuziek wordt ingenomen door de groep Carboon, die in de jaren 70 met de albums ‘Witse nog Koempel’ en ‘D’r letste Koempel’ een enorm succes hadden in Limburg. Zij verwoordden met hun teksten en muziek de nostalgie naar het teloor gegane mijnwerkersverleden zonder dat te idealiseren. Al vormde de sluiting van de mijnen voor Limburg een aderlating in economische zin, iedereen wist ook met welke ontberingen het leven van een koempel gepaard ging. In 2016 trok Carboon nog een keer volle zalen bij een reünie van de nog in leven zijnde bandleden.
Dialecttheater
Ook op het gebied van theater kent de Limburgse taal een lange traditie. Al in het begin van de vorige eeuw werden in Maastricht zogenaamde ‘kemikke opera’s’ (komische opera’s) opgevoerd in de stadstaal, waarbij dankbaar gebruik werd gemaakt van bekende operamelodieën om de tekst op muziek te zetten. De meest bekende zijn “De kaptein vaan Köpenick” en “Trijn de Begijn” van de hand van Fons Olterdissen. Maar ook buiten Maastricht werden al vroeg revues en liedavonden in het Limburgs opgevoerd, zoals in Sittard en Venlo. En die traditie leeft nog immer voort. In Maastricht trekken de dialectmusicals van de Mestreechter Operette Vereineging en van het Mestreechs Volleks Tejater elk jaar avond aan avond volle zalen. En het aantal toneelgezelschappen dat in vele Limburgse steden en dorpen uitvoeringen in de plaatselijke taal op de bühne brengt is niet te tellen. Veldeke Kring Maastricht droeg tot voor kort nog elk jaar zijn steentje bij met het Veldeke Vastelaovends Cabberèt.
Het is vreemd maar we kunnen er niet omheen: het officiële Limburgse volkslied heet “Limburg mijn vaderland”, beter bekend als “Waar in ’t bronsgroen eikenhout” en is geschreven in Standaard Nederlands.